Volgende week is het 15 jaar geleden dat mijn boek ’50 jaar Pophistorie, blunders, jatwerk & frustratie’ verscheen. Het boek geeft een beschrijving weer van de geschiedenis van de popmuziek van 1954 tot 2004. Als startdatum had ik gekozen de opnamedatum van de eerste wereldwijde rock’n’roll-hit: op 12 april 1954 nam Bill Haley met z’n Comets ‘Rock Around The Clock’ op. Van ongeveer 1100 artiesten werd het aandeel van zowel de meest populaire als de meest invloedrijke, maar ook de meest onderscheidende muzikanten vermeld. Populair? Die kan je zelf wel invullen. Invloedrijk? Denk aan contrabassist/componist Willie Dixon, van wie in de jaren 60 al o.a. The Rolling Stones, John Mayall, Cream, The Doors, Jimi Hendrix en Led Zeppelin nummers opnamen of een pionier als Jackie Brenston wiens Rocket 88 een directe voorloper van de rock’n ‘roll was. Onderscheidend? Denk aan de uiterst productieve toetsenman Rick Wakeman, die buiten enorm veel (gast)studiowerk bijna 200 soloalbums op zijn naam heeft staan. Zo ook aan Leon Russell, wiens ongebruikelijk veelzijdige rol van zowel studiomuzikant, bandleider, componist, producer als platenbaas in meerdere muziekstijlen benoemd wordt.

De wijze waarop (=de vorm van geschiedschrijving) was niet eerder gedaan. Hoe dan…Chronologisch? Nee. Alfabetisch? Nee. Per genre? Nee. Op basis van grootste hits? Nee…dat was al zo vaak gedaan. Tja, ik geef het je te doen: bedenk maar eens iets anders! Ik koos voor tien originele invalshoeken, zoals 50 uiteenlopende records, 50 postume hits en 50 beroemde artiesten met een link met Nederland.

Er kwam ook een opsomming van de 50 succesvolste artiesten die in de VS en/of Engeland hits gescoord hadden die echter onopgemerkt bleven in Nederland, zoals Johnny Rivers en Adam Faith. Bovendien werd het boek ruim voorzien van prachtige foto’s door Paul Bergen, die terecht al jaren tot de top van de Nederlandse popfotografen gerekend wordt. Lay out was in vakkundige handen van Marcel ‘Bizarro’ Mulhuyzen. De tweede (herziene) druk raakte helaas niet uitverkocht. Het restant heb ik cadeau gedaan aan de Rockacademie in Tilburg. Ik kijk er goed op terug en heb veel goede recensies ontvangen o.a. uit AD, Platenblad, PlatoMania en Aloha. Als uitdaging wilde ik ook af en toe wat anekdotes er in verwerken, daar zorgen ego’s immers in de popmuziek wel voor.

Wat 15 jaar geleden 50 jaar geleden was, is nu dus 65 jaar geleden. De popmuziek is dus 65 jaar oud, tot kort voor kort stond 65 jaar voor gepensioneerd. De meeste groten van het eerste uur zijn niet meer onder ons. Dat gaat ook op voor Bill Haley, die trouwens wat mij betreft ook herinnerd mag worden aan zijn verdienstelijke (in Nashville opgenomen) versie van ‘Who’ll Stop The Rain‘ uit 1971.

Pianisten Little Richard en Jerry Lee Lewis en een bluesgitarist als Buddy Guy behoren tot de weinige nog levenden van de oude garde.

Ondanks 1100 in het boek genoemde namen, waarvan er zeker 1000 echt niet mogen ontbreken, ben ik tot mijn spijt ene naam vergeten. Een band die niet zo zeer populair, maar wel invloedrijk en onderscheidend is geweest. Van invloed op artiesten als Radiohead, Portishead en Broadcast. Onderscheidend door in 1968 gebruik te maken van een ringmodulator. Ik heb het over de band The United States of America. De band heeft slechts een elpee gemaakt en enige bekendheid heeft de groep wellicht gekregen door een nummer op de verzamelelpee The Rock Machine Turns You On. Nota bene twee elpees die in mijn jeugd al niet onopgemerkt aan mij voorbij waren gegaan…toch ben ik vergeten de band te selecteren, foei!

Of de band (zonder gitarist, maar wel met een fretloos bassist) volstrekt uniek klonk in 1968, oordeel zelf in het dromerige nummer ‘Cloud Song‘ en het frivole ‘I Won’t Leave My Wooden Wife For You, Sugar‘. Volgens mij nog steeds bijzonder in de pas 65-jarige jonge geschiedenis van de popmuziek.

Erik Bevaart