Eind jaren 60 toen ik negen jaar was, kreeg ik allerlei singletjes van m’n oudste broer en zus. Zij kochten immers elpees en dan waren de singletjes overbodig. Mijn collectie varieerde van Donovan en Melanie tot Cream en John Mayall. Een jaar later was het heel af en toe mogelijk om zelf een singletje te kopen. Dat kon maar op twee plekken in mijn dorp. Soms kocht ik in de uitverkoop bij Termeulen op de Lijnbaan in Rotterdam. Singletjes ruilen kon met net iets oudere jongens. Mijn favoriete band werd The Nice, die een ongebruikelijke combi van rock, klassiek en jazz maakte. En dat net zo gemakkelijk met teksten van wat toen folkzangers genoemd werden: Bob Dylan en Tim Hardin. Het was natuurlijk begin 1970 een grote schok dat de band uit elkaar ging, iets waar je op mijn leeftijd, tien jaar nog, totaal geen rekening mee had gehouden.
Eenmaal de klap te boven ging de interesse natuurlijk uit naar wat de leden zouden gaan doen met hun nieuwe muzikale avonturen. Emerson, Lake & Palmer moest wel een topband worden, dat kon toch niet anders in mijn optiek. En hun single ‘Lucky Man’ met die mysterieuze Moog-synthesizersolo had wel iets unieks. Zeker zo interessant was voor mij de band die zanger/bassist Lee Jackson ging beginnen: Jackson Heights. Waarschijnlijk ging hij te snel van start en had beter even kunnen wachten op het vinden van betere muzikanten, want dat was bij de eerste elpee ‘King Progress’ helaas nog middelmaat. Ondanks de mooie hoes, ontworpen door ontwerpgroep Hipgnosis, een valse start. Hipgnosis maakte ook hoezen voor The Nice en o.a. Led Zeppelin en Pink Floyd.
Pas bij de vorming van een geheel nieuwe bezetting kreeg de band iets eigens. Muzikaal werd rond 1972 het grootste verschil gemaakt door toetsenman Brian Chatton, wiens carrière eigenlijk ongelooflijk groot is geworden, maar toch een relatief onbekende gebleven is. Bekijk maar eens diens CV, waar uit blijkt dat hij samengewerkt heeft met o.a. Eric Burdon, Meatloaf, Andy Mackay en Jon Anderson.
Chatton had niets van de in die tijd gebruikelijk bombastische keyboardpartijen waar o.a. Rick Wakeman, Jon Lord, Ken Hensley en de eerder genoemde Keith Emerson patent op leken te hebben. Er werd in Jackson Heights ingezet op tweestemmig zangwerk. Er kwam een switch van platenlabel en bij Vertigo zou de band nog drie albums maken. Met af en toe werkelijk goede nummers, maar toch geen echt succes. Na ‘The Fifth Avenue Bus’ kwam het derde album ‘Ragamuffin’s Fool’ dat meer verdiend had dan de marginale rol die het in die tijd vervulde. Hierop staat het schitterende openingsnummer ‘Maureen’. (YouTube link)
Met een frisse blik van nu probeer ik voor het gebrek aan succes een verklaring te vinden. Ik waag een poging. De popmuziek eind jaren 60 en begin jaren 70, nog geen tien jaar na de doorbraak van The Beatles en The Stones, werd gekenmerkt door groepen die niet per definitie op hitsucces uit waren, maar zich richten op de elpeeverkoop. Sommige nummers duurden een gehele elpeekant. Zowel de progressieve pop eind jaren 60 met soms wat jazz-invloeden als de symfonische rock met vooral klassieke invloeden begin jaren 70 werd steeds dominanter. Instrumentaal en bombastisch. Jackson Heights voldeed hier niet aan. Ingetogen i.p.v bombastisch, tweestemmige vocalen i.p.v een rockende charismatische leadzanger. Een mix tussen melodieuze zanglijnen en instrumentale hoogstandjes. Tussen wal en schip, te groot voor het servet en wellicht te klein voor het tafellaken? Net op het verkeerde moment die mix geprobeerd? Een beetje waar bands als Renaissance ook mee te kampen hadden: voldoende muzikale bagage met onvoldoende commerciële erkenning.
Het vierde, tevens laatste album ‘Bump ‘n’ Grind’ uit 1973, is voorzien van een aantrekkelijke hoes en werd bovendien opgevijzeld met enkele gastmuzikanten. Het grote succes bleef echter uit, waar het Keith Emerson met ELP juist voor de wind ging.
Ach, 45 jaar later klinkt Jackson Heights nog steeds niet verkeerd, bepaald geen desillusie! (YouTube link)
Erik Bevaart
Recent Comments