Meest waardevolle bezit verdient goed onderhoud (deel 2)

 
Al zo’n vijftien jaar wordt er melding gemaakt van de op komst zijnde gigantische kostenpost ten aanzien van het onderhoud en eventuele vervanging van -veelal in de jaren 60 gebouwde- civiele kunstwerken. Sinds het rapport van de VROM-inspectie in 2009 is duidelijk geworden dat onze civiele kunstwerken niet altijd even goed in kaart zijn gebracht en dat niet voor elke brug of viaduct in het verleden een bouwvergunning is aangevraagd. Medewerking op het niveau van alle bestuurslagen bleek ook niet vanzelfsprekend. In 2015 heeft Bouwend Nederland middels enquêtes bij gemeenten onderzoek gedaan naar de inventarisatie van hun bezit aan kunstwerken en met het daaraan gekoppelde onderhouds- en inspectieplan. De respons viel tegen.Echter, afgelopen jaren lijkt het op komst zijnde probleem meer erkend te worden.
 
TNO

Zowel het in 2021 verschenen Landelijk Prognose Rapport (TNO) als het in oktober 2023 verschenen tweede rapport (met titel ‘Vernieuwingsopgave Infrastructuur’) geeft helder aan dat er beslist meer geld uitgetrokken dient te worden voor de vernieuwingsopgave van onze bruggen, tunnels, viaducten etc. Dat hiermee veel geld gemoeid is, is wellicht logisch, maar dat wil niet zeggen dat er genoeg geld gereserveerd wordt. Het is te hopen dat het nieuwe kabinet dit serieus neemt en dat behalve de provincies en waterschappen ook gemeenten dit probleem voldoende erkennen. Een ander probleem dat kan gaan opspelen, is / wordt het gebrek aan arbeidskrachten, zoals in veel sectoren.

 

Ongelukken
Nederland kent gelukkig heel weinig ongelukken door toedoen van instorting of afbrokkeling en tijdige inspecties en onderhoud dragen hier ook zorg voor. De parkeergarage bij het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein (mei 2024), balkons in Oudenbosch (september 2021) en het stadion van AZ in Alkmaar (augustus 2019) zijn uitzonderingen, die gelukkig -vooral door toedoen van het tijdstip!- ook nog eens zonder gewonden zijn afgelopen. Het betreft in deze drie voorbeelden geen civiele kunstwerken, maar het maakt wél duidelijk dat er zowel op inspectie als onderhoud niet bezuinigd moet worden.

Prognoses

Hoe lang precies civiele kunstwerken meegaan, is van meerdere factoren afhankelijk, maar niet altijd blijkt het bouwjaar en de materialen ervan bij gemeenten bekend te zijn. Ook blijkt uit de rapporten dat dit voor gemeenten, die immers de meeste civiele kunstwerken beheren, een enorme opgave wordt. Vaak was beheer of onderhoud de eerste post waarop bezuinigd werd, maar dat brengt op den duur extra kosten met zich mee. Er wordt aanbevolen langetermijnprognoses te maken. Voor gemeenten is een langetermijnprognose op civiele kunstwerken nog niet vanzelfsprekend.

 
Hinder
Onderhoud gaat nu eenmaal gepaard met ongemak. Dat leidt bij bruggen en tunnels vaak tot files en omleidingen.
In het rapport ’Staat van de Infrastructuur’ van Rijkswaterstaat (2023) wordt globaal genomen op drie manieren onderscheid gemaakt in regionale locaties en objecten met (risico’s op) hinder voor het weg- en scheepvaartverkeer in 2024:

1. Beperkingen bij bruggen (zoals snelheidsbeperkingen, gewichtsbeperkingen) vanwege zorgen over de constructieve veiligheid.
2. Gepland grootschalig onderhoud op het hoofdwegennet en hoofdvaarwegennet in 2024.
3. Uitstel van onderhoudswerkzaamheden en/of zorgen om de constructieve veiligheid waardoor een verhoogd inspectieregime nodig is.

Deze laatste categorie bevat 111 plekken en zal waarschijnlijk voor meer dan 111 gemeenten hinder geven.

Gemeenten zullen soms overleg met buurgemeenten moeten voeren om extra verkeersdrukte te voorkomen of te beteugelen.

 

Cultureel Erfgoed
Veel van de oudere kunstwerken hebben inmiddels vaak ook een cultuurhistorische waarde. Dit staat ook letterlijk in het voorwoord van het rapport ‘Staat van de infrastructuur’. In de titel van dit rapport heeft het woord ‘staat’ wat mij betreft een dubbele betekenis.
Het is niet vanzelfsprekend dat jonge ingenieurs ervaring hebben met verouderde materialen. Een soort landelijke databank zou kunnen voorkomen dat elk minder vaak voorkomend probleem pas laat getraceerd wordt. De onderhoudskosten zullen bij uitstel blijven stijgen (materiaal / arbeidsloon).
Er zijn -ook in Nederland- veel indrukwekkende civiele kunstwerken. De focus moet zeker niet alleen op ‘oud’ liggen.
Rotterdammers zijn overwegend trots op ‘hun’ skyline, waarin de Erasmusbrug niet mag ontbreken (ook al is deze nog vrij jong: 1996). De Slauerhoffbrug (uit 2000) heeft ook ver buiten Leeuwarden faam verkregen, wat ook geldt voor het Aquaduct Veluwemeer bij Harderwijk (2003). Zo zijn er veel iconische, beeldbepalende voorbeelden te vinden van wat tegenwoordig genoemd wordt ‘jong erfgoed’.
De stad Utrecht is hier een voorloper in.

Naar mijn mening een aspect dat niet uit het oog verloren mag worden in waardering van civiele kunstwerken, dat dus meer behelst dan alleen vanuit veiligheid, mobiliteit en economie.

 

Kosten

Voor gemeenten kan het onderhoud cq vervanging van civiele kunstwerken voor flinke financiële tegenvallers zorgen. De komende jaren zullen toch al meer zorgkosten met zich meebrengen, met name de vergrijzing (WMO). De decentralisatie van de zorg middels transitie en transformatie is immers geheel anders verlopen dan was beoogd. In plaats van de kostenbesparing is er -zeker bij de jeugdzorg- juist sprake van enorme kostenstijging. Uitstel op gebied van civiele kunstwerken kan wel eens op een ongunstig moment tegen een gemeente keren.
De politiek is aan zet!

 

Oplossingen
Tot op heden zie ik dat bij de aanbevelingen ‘samenwerking’ en ‘in kaart brengen’ vaak genoemd worden in het vraagstuk en er drie oplossingen aangedragen worden:
1-In het eerste Landelijke Rapport wordt aanbevolen een en ander los van de politiek te halen. Met name gemeenten hebben immers vaak gekozen om te beknibbelen op het beheer. Bleijenberg oppert om de invoering van een soort gemeentelijke belasting voor onderhoud/beheer van civiele kunstwerken, zoals deze er ook is voor riolering: rioolheffing. Elk huishouden accepteert ook dat door het waterschap voor het zuiveren van water de zuiveringsheffing wordt gevraagd.
2-In het tweede Landelijke Prognose Rapport wordt als aanbeveling meegegeven: overweeg de oprichting van een vernieuwingsfonds voor de civiele infrastructuur (vergelijkbaar met het hoogwaterbeschermingsprogramma) om financiële middelen te verschaffen voor de vernieuwingsopgave en de bevordering van productiviteitsverhogende maatregelen.

3-Uit het rapport Duurzame Impact Strategie Infra (een actieplan dat niet specifiek over civiele kunstwerken gaat, maar veel raakvlakken kent) wordt de samenwerking tussen publieke en private partijen als oplossing gezien waarbij er niet langer gefragmenteerd wordt gewerkt, maar dat er projectoverstijgend gestuurd wordt op data en investeringen. Dat er alleen al tussen de provincie, waterschappen en gemeenten goed samengewerkt dient te worden is evident, maar dus ook met en door marktpartijen.

 

Gemeentefonds
Een vierde mogelijkheid wil ik bij deze graag aandragen:
4-Met meer geld afkomstig van het Rijk dient dit dan eerlijk, zorgvuldig én geoormerkt te gebeuren. Via het Gemeentefonds worden vanuit het Rijk financiële middelen verschaft voor o.a. groen-, wegen- en wijkbeheer. Wellicht is er voor de cluster Infrastructuur en gebiedsontwikkeling een meer specifieke verdeling nodig. Niet zo zeer inwoneraantal en oppervlakte spelen dan hierbij een rol, maar juist andere criteria, zoals de hoeveelheid civiele kunstwerken, de ouderdom ervan, de hoeveelheid verkeersbewegingen, de hoeveelheid vrachtverkeer én de vervangingswaarde. Het iconisch erfgoedaspect is weliswaar geen getal, maar zou toch bij de criteria opgenomen kunnen worden. Nog meer? Dat zou ook zeker onderzocht moeten worden.
Dan moeten deze gegevens van alle gemeenten wel eerst bekend zijn en worden aangeleverd zodat de ministeries van Binnenlandse Zaken, Infrastructuur & Waterstaat en Financiën in staat zijn om tot een lokale en regionale eerlijke verdeling te komen.

In mijn pleidooi van juni 2023 refereerde ik aan de Algemene Rekenkamer daar die in 2021 het advies heeft gegeven dat ‘de Rijksoverheid beter in beeld moet krijgen welke bezittingen ze in beheer heeft en wat alle bezittingen waard zijn. Pas dan kan een overheidslaag realistisch budgetteren voor onder meer onderhoud van o.a. bruggen en sluizen’. Nu is dit geld voor gemeenten niet eens geoormerkt! Ook een voorwaarde om tot daadkracht te komen.

 

Groen is duurder dan grijs

Wellicht dat ook de bereidheid tot vergroening moet worden meegewogen. Groen is immers duurder dan grijs. Snoeien, kappen en maaien elk jaar is duurder dan het leggen van stroken asfalt of tegels, die er voor vele jaren liggen. Dan sla je twee vliegen in één klap. Andere oplossingen zijn mij niet bekend, maar altijd interessant voor de eerder genoemde ministeries, het IPO of de VNG om te laten onderzoeken, zo lijkt mij.

 

Tot slot

Deze vier aangedragen oplossingen sluiten elkaar niet uit. Misschien dienen alle vier te worden gebruikt om te komen tot een soort masterplan, waarin alle ter zake doende stakeholders zowel in beleid als uitvoering betrokken worden. Rapporten zijn er inmiddels voldoende, de gevraagde gegevens zijn echter nog niet verstrekt. Samenwerking is nog beperkt verwezenlijkt. Actie dus, waar wachten we immers nog op? De beoogde nieuwe minister-president Dick Schoof is afgestudeerd als planoloog. Dat is hoopgevend voor het vraagstuk rondom de civiele kunstwerken. Eén keer per jaar speciale aandacht schenken aan ons meest waardevolle bezit, is geen overbodige luxe: 23 september – Dag van de Civiele Kunstwerken.

 

Erik Bevaart, mei 2024
 
 
Bronnen:
 
-Landelijk Prognoserapport Civiele Infrastructuur (auteur Ir. A.N. Bleijenberg / TNO april 2021)
-Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur (auteur P.Rasker e.a. / TNO oktober 2023)
-Staat van de Infrastructuur (Rijkswaterstaat, 2023) 
-Duurzame Impact Strategie Infra (dr. Maurits.Sanders / prof. dr. ir. André Nijhof e.a. / Nyenrode Business Universiteit, juni 2023)
-De Erfgoedstem