Waardevol Bezit (deel 5)
De Brienenoordbrug vanuit de wijk Oud-Ijsselmonde. (Foto: ANP)
Verkiezingen op komst! Het ligt niet in de lijn der verwachting dat in de politiek het vraagstuk van (achterstallig) onderhoud aan en vervanging van civiele kunstwerken plots hoog op de agenda komt. Wie de in 2023 geschreven verkiezingsprogramma’s van de vier regeringspartijen erop naslaat, zal zien dat er nagenoeg niets (!) specifiek over te vinden is. Bij de paragraaf infrastructuur gaat het voornamelijk over nieuwe wegen en bij mobiliteit vooral over de betaalbaarheid van openbaar vervoer voor de consument. Daarom zullen alle politieke partijen die deelnemen aan de komende Tweede Kamer-verkiezing door de organisatie van het seminar ‘De Politiek Is Aan Zet’ om het genoemde vraagstuk op te nemen in hun programma. Het zou al een enorme winst zijn dat het al in 2009 door VROM benoemde probleem eindelijk serieuze aandacht krijgt in de politiek en door meerdere ministeries zal worden omarmd.
Uit de geschiedenis kan lering worden getrokken: ir. Cornelis Lely en ir. Johan van Veen hebben met respectievelijk de Afsluitdijk en de Deltawerken ervaren dat uitstel continu op de loer ligt. In de jaren 30 werd al gewaarschuwd voor te lage dijken in Zuidwest-Nederland, maar pas na de watersnoodramp in 1953 werd dit alom erkend.
Al eerder is door o.a. Fred Westenberg gerefereerd aan het belang van een soort Deltaplan. Er zal met een helikopterview aan het vraagstuk gewerkt moeten worden. Nu n.a.v. de NAVO-top in Den Haag de defensienorm omhoog geschroefd is naar 5% van het bbp is overeengekomen om hiervan een marge van 1,5% te besteden aan ‘gerelateerde’ defensie-uitgaven, waaronder ook infrastructuur genoemd wordt. Dan is een redelijk gedeelte van die 1,5% aan renovatie van civiele kunstwerken / extra inzet arbeidskrachten net zo logisch als dat bij die 3,5% besteding is aan onderhoud en vervanging van het wapenarsenaal / extra in dienst nemen van militair personeel.
Als eerst eens alle politieke partijen zich iets meer willen bezigen met en uitspreken over de lange termijn en minder met de waan van de dag, zou dit veel bespoedigen. Het uitwerken / concretiseren van een decennialang traject als onderhoud en vervanging van ons meest waardevolle bezit komt de geloofwaardigheid van de politiek ten goede, zo schat ik in. Ook is stabiliteit wel zo gewenst. Het blijkt helaas ongebruikelijk te zijn dat een kabinet de volledige rit uitzit. NRC-journalist Tom-Jan Meeus schreef op 26 april jl. in zijn artikel ‘Een kwarteeuw politieke verlossers: hoe Nederland een bange democratie werd’ het volgende: “De kunst van het niet-regeren verpakt als permanente expositie van consequentieloze politieke strijd: ziehier het netto resultaat van een kwarteeuw Haagse verlossers. Verlossers die eerst van Nederland een bange democratie maakten, en nu zelf zo bang voor de kiezer zijn dat ze liever conflict etaleren dan regeren”.
Elke volksvertegenwoordigende partij, ongeacht politieke signatuur, behoort het probleem niet weg te kijken en zal hier eventuele financiële keuzes op moeten baseren.
In het artikel ‘Zo enorm wordt het project om Nederlandse bruggen te renoveren’ (11 juni jl.) stelt EW-journalist Max Erich: “Duidelijk is dat de vervanging van infrastructuur urgenter wordt” en merkt op dat het niet alleen om meer geld en meer inzicht gaat, maar ook om efficiënter werken.
In deel 4 van de serie ‘Waardevol bezit’ met als titel ‘Paradox of Paralyse?’ (sept. 2024) is al aangegeven dat efficiënter werken bij gemeenten niet vanzelfsprekend is.
Het zou prettig zijn als elk verkiezingsprogramma niet alleen in financieel opzicht tegen het licht gehouden wordt door het Centraal Planbureau, maar ook op basis van het laten blijken dat er geen uitstel is van dit urgenter geworden probleem. Dan komt het vraagstuk van (achterstallig) onderhoud aan en vervanging van civiele kunstwerken eindelijk ook eens hoog op de uitvoeringsagenda van een nieuw kabinet.
Erik Bevaart